Selectie aan de poort
Op 1 juli 2012 is art. 80a RO, onderdeel van de Wet versterking cassatierechtspraak (Stb. 2012,116), in werking getreden. Art. 80a RO introduceert de zogenaamde ‘selectie aan de poort’: de Hoge Raad kan cassatieberoepen in een vroeg stadium niet-ontvankelijk verklaren. De Hoge Raad kan dat doen indien naar het oordeel van de Hoge Raad (1) de insteller ervan klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of (2) de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad zal dus bij aanvang van de procedure beoordelen of de zaak op de voet van art. 80a RO niet-ontvankelijk wordt verklaard, of dat op de reguliere wijze voortgeprocedeerd wordt. De 80a-beoordeling vindt plaats in twee fasen.
Fase 1: Het eerste beoordelingsmoment vindt plaats op basis van de dagvaarding of het verzoekschrift en, indien op dat moment al beschikbaar, de conclusie van antwoord of het verweerschrift. Deze toets is gericht op selectie van zaken die niet in aanmerking komen voor toepassing van art. 80a RO. Voor deze zaken kan de Hoge Raad, de Procureur-Generaal gehoord hebbende, direct beslissen dat de reguliere cassatieprocedure zonder verdere vertraging wordt voortgezet.
Fase 2: Wordt het cassatieberoep bij deze eerste beoordeling niet meteen ‘door de poort’ gelaten, dan volgt een nadere beoordeling van de (80a-)ontvankelijkheid. Dit onderzoek vindt plaats op basis van het procesdossier tot dan toe, inclusief een eventueel incidenteel cassatieberoep. Ook in deze fase laat eerst de Procureur-Generaal zich uit over de vraag of de zaak in aanmerking komt voor toepassing van art. 80a RO. Daarna volgt de definitieve beslissing van de Hoge Raad. Die beslissing luidt ofwel: tot voortprocederen ofwel tot niet-ontvankelijkheid.